---
Jongeman ontmoet meisje, jongeman wordt verliefd, meisje blijkt zijn gevoelens te beantwoorden en ze krijgen verkering. Hier en daar zijn natuurlijk wat hobbels, anders was er geen verhaal: Shijun komt uit een middenstandsgezin, Manzhen is armer; haar zus is zelfs prostituee, hoewel ze al vrij snel toch weet te trouwen met een bemiddeld man (die zijn oog vervolgens ook op Manzhen laat vallen); Shijun moet terug naar huis, in het verderaf gelegen Nanjing, als zijn vader ziek wordt en dan overlijdt; en Manzhen en Shijun zijn allebei zo terughoudend dat er soms misverstanden ontstaan tussen hen.
Zo kabbelt het boek een poos lang rustig voort, met steeds een nieuwe verwikkeling die onverwacht genoeg is om het boeiend te houden maar ook klein en herkenbaar genoeg om geloofwaardig te zijn. Chang komt hier naar voren als de Jane Austen van het Shanghai van de jaren ’30, met vrouwen in cheongsam en mannen in lange gewaden die voorzichtig flirtend om elkaar heen draaien. Gevoelens worden duidelijk niet door dramatische gebaren of grote woorden, maar door kleine details: een ijdel meisje ruïneert haar geborduurde schoenen als ze naar buiten rent om de hond tegen te houden, die anders misschien wel de man had gebeten die net bij haar op bezoek was. Verder is terughoudendheid een deugd en verlegenheid iets om aan te moedigen.
Op pagina één wordt al vermeld dat Manzhen en Shijun elkaar uiteindelijk niet zullen krijgen en de lezer leest nieuwsgierig verder om te zien waar hun relatie op zal stuklopen: zou Shijun uiteindelijk zwichten voor zijn familie, die Manzhen te min vindt? Zou Manzhen zwichten voor háár moeder, die vindt dat ze niet eindeloos moeten wachten met trouwen? Zou zij het uitmaken uit misplaatste trots, of hij uit misplaatste eigenwijsheid?
En dan wordt Manzhen opeens verraden door haar eigen familie en overkomt haar iets dat zo wreed en afgrijselijk is dat zelfs Shijun, die in dezelfde tijd en cultuur leeft als zij, zich het niet kan voorstellen. Als hij niets meer van haar hoort, denkt hij dat ze hem niet wil zien omdat ze ruzie hebben gehad. Ook voor de lezer is de gebeurtenis een schok: achteraf zijn er wel aanwijzingen geweest, maar op het moment zelf komt het volkomen onverwacht.
Eileen Chang (1920-1995) is een grote naam in de Chinese literatuur – ook in dat opzicht is ze te vergelijken met Jane Austen. Ze groeide op in Shanghai, een stad waarin Europese en Chinese culturen samenkomen: traditionele Chinese longtang naast de Franse en Duitse concessiewijken waar het Chinese recht niet gold. De eerste versie van De liefde van een half leven schreef ze al op haar negentiende, maar ze had op dat moment al meer meegemaakt dan veel andere mensen in hun hele leven. Changs overgrootvader was een hoog ambtenaar geweest onder de Qing-dynastie (1644-1911), haar vader was opiumverslaafd, haar moeder ging toen Eileen en haar broertje nog klein waren rustig in haar eentje een paar jaar in Europa wonen.
Op haar zeventiende werd Chang een half jaar lang door haar vader opgesloten in huis, omdat ze haar stiefmoeder niet wilde gehoorzamen. Ze werd uiteindelijk bevrijd door een dienstmeisje dat medelijden kreeg – een gebeurtenis die terugkomt in De liefde van een half leven, als Manzhen wordt geholpen door een arme vrouw die haar helemaal niet kent, en daarna langzaam weer weet op te krabbelen.
De jaren ’30 en ’40, waarin het boek speelt, brachten grote veranderingen in China: na de val van het keizerrijk in 1911 was er een republiek opgericht, overal werden nieuwe politieke ideeën besproken, de literatuur werd volledig vernieuwd en ook het dagelijks leven veranderde op allerlei manieren. Shijun, Manzhen en hun vrienden leven zichtbaar in een nieuwe tijd: ze maken uitstapjes met hun vrienden én vriendinnen, ze hebben zelf hun beroep gekozen, Manzhen is een vrouw met een eigen baan. Die vrijheid bestaat pas sinds heel kort – hun moeders krijgen in het boek niet eens een voornaam, zij hebben nooit eigen inkomen, een beroep of een keuze gehad in hun leven.
Maar als Manzhen wordt verraden, wordt in een klap duidelijk dat die nieuwe tijd nog niet helemaal is aangebroken. Het boek loopt opeens heel anders dan verwacht – dit is geen Jane Austen meer. Wat eerst een simpele liefdesgeschiedenis leek, blijkt een verhaal over lotsbestemming en keuzes: kies ik voor wat mijn familie van me verwacht of kies ik voor mezelf? Leg ik me neer bij het noodlot of blijf ik vechten? De personages maken allemaal een andere keuze, maar uiteindelijk wordt geen van hen echt gelukkig. De oorspronkelijke Chinese titel van dit boek laat zich vertalen als ‘voorbestemd om een half leven met elkaar te delen’ – aan het noodlot is soms niet te ontsnappen, sommige dingen zijn niet meer terug te draaien.
Een belangrijk boek, goed geschreven en dito vertaald, van een groot schrijfster. Dit is het eerste boek van Eileen Changs hand dat vertaald is in het Nederlands en het is te hopen dat er nog meer zullen volgen.
Besproken: De liefde van een half leven door Eileen Chang, vertaald door Silvia Marijnissen (Amsterdam: Arbeiderspers, 2018).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten