vrijdag 11 december 2020

Broeders van het Groene Woud

Ik ben bezig met de vertaling van de nieuwste roman van Zhang Yueran, die De spijker zal heten (eerdere werktitel was Cocon), en daarbij loop ik (uiteraard) regelmatig tegen lastige vertaalkwesties aan. Bijvoorbeeld als Zhang schrijft over de spelletjes van de twee hoofdpersonen.

Chinese editie van De spijker,

Twee kinderen zijn op zoek zijn naar een plek om ongestoord eindeloos te kunnen spelen. Buiten, in het compound waar ze wonen, worden ze overal weggejaagd, maar dan heeft de ene de oplossing: zijn opa, die in vegetatieve toestand is, ligt in zijn eentje op een ziekenhuiskamer. Dáár kunnen ze terecht! Zo gezegd, zo gedaan. En opa wordt al snel onderdeel van hun spel (ja, dat is wat macaber).

In die kamer bedachten we een aantal nieuwe spelletjes, waarin mijn vegetatieve opa een onmisbaar rekwisiet was.

Weet je nog hoe we hem een keer van top tot teen in verband hadden gewikkeld, als een mummie? Dat was een flinke klus, we zijn er een hele zaterdagmiddag mee bezig geweest. Je had stiekem verband meegenomen van huis, maar helaas was het niet genoeg: toen we bij zijn benen aankwamen, moesten we ons behelpen met restjes stof van mijn oma’s naaiwerk. Opa zag eruit als een bonte papegaai. Jij en ik waren grafrovers uit een ver land die naar Egypte waren gereisd en in een grafkelder deze vreemde mummie ontdekten.

Op een andere middag zetten we hem rechtop, zijn bovenlichaam ondersteund door een krukje, en schreven we zijn rug helemaal vol met karakters. Karakters die we zelf samenstelden uit onderdelen van andere karakters, niemand in de hele wereld kon ze lezen. We deden of dat het zeldzame handboek was van een langverloren kungfu-traditie. Deze keer waren we twee rondreizende 侠客 die verdwaald waren in een geheimzinnige tunnel, waar we de tekst ontdekten op een mensenhuid.

En daar stuitte ik op een lastig woord, want wat doe je met 侠客 xiake?

Lees op het Boekvertalers-blog hoe ik deze vertaalkwestie heb opgelost.

vrijdag 20 november 2020

Broers – Yu Hua

Ik had Broers nog nooit opengedaan, maar ik wist twee dingen over de inhoud: er wordt naar vrouwenkonten gegluurd op een openbaar toilet en er wordt een missverkiezing voor maagden georganiseerd, beide door de hoofdpersoon. Dat waren blijkbaar de meest opvallende kenmerken van het werk en in zo’n seksistisch verhaal had ik weinig trek.

Maar goed, ik bezit het boek wel en het is werkelijk een báksteen, niet minder dan 861 pagina’s en ruim 7 centimeter dik, dus toen ik een paar weken leestijd overhad besloot ik het dan maar te gaan lezen, dan was meteen mijn nog-te-lezen-stapel een flink stuk dunner.

Het is inderdaad seksistisch en vol geweld, zoals je wel meer ziet bij Chinese schrijvers van die generatie. (Yu Hua is van 1960.) Het belangrijkste vrouwelijke personage, Lin Hong, ‘het mooiste meisje van het stadje’, krijgt van verschillende personages (maar vooral hoofdpersoon Kaalkop Li) zo’n beetje alle seksuele ellende over zich heen die een vrouw kan meemaken. Ze wordt begluurd op de wc, haar kont wordt uitgebreid besproken met elke geile bok die erover horen wil, ze wordt gestalkt en lastiggevallen en nog meer gestalkt. Dan trouwt ze met de andere hoofdpersoon, Song Gang, en heeft ze een poosje rust als ze met hem een fijn leven leidt. Vervolgens wordt ze weer eindeloos seksueel geïntimideerd, nu door haar baas; en uiteindelijk wordt ze verkracht door Kaalkop Li. Aan het eind van het boek is ze een succesvol hoerenmadam. Er zal wel een moraal aan dat slot zitten.

Verder is er nog Moeder Su, wier partner haar met een onecht kind heeft laten zitten. Later treft die dochter bijna hetzelfde lot. En er is de maagden-missverkiezing, wat an sich al seksistisch genoeg is, maar de maagden worden ook nog door de gehele mannelijke bevolking van het dorp betast en beknepen en om de verkiezing te winnen moeten ze met de tienkoppige jury en/of Kaalkop Li naar bed. Na inbrengen van een nep-maagdenvlies natuurlijk.

Dan het geweld: de vader van Song Gang, toonbeeld van mannelijke deugd Song Fanping, wordt tijdens de Culturele Revolutie op bloedige wijze gelyncht. Zijn lijk ligt een poos op straat tot de broertjes Kaalkop Li en Song Gang het vinden, het wordt naar huis gebracht, enfin het is een gore ellende. Een van de schuldigen pleegt later zelfmoord door zichzelf met een baksteen een spijker door de schedel te slaan. (Tussen haakjes: wat is dat met spijkers door schedels? Er zitten er twee in Nagels in Ning-tsjo en ook al een in De spijker, het boek van Zhang Yueran dat ik nu aan het vertalen ben.) Door het boek heen worden er regelmatig mensen om vrij weinig in elkaar geslagen, steeds weer. Song Gang pleegt aan het eind zelfmoord door voor een trein te gaan liggen, die hem finaal doormidden rijdt.

Yu Hua in Leiden, april 2018.
Vlnr: Mark Leenhouts, ik (tolk), Yu Hua.

Deugt er dan helemaal niks aan dit boek? Jawel, dat dan weer wel. Het is hilarisch geschreven. De lotgevallen en schavuitenstreken van broertjes Kaalkop Li en Song Gang zijn een genot om te lezen. De manier waarop Kaalkop Li van mislukking in succes rolt en van succes in mislukking, soms door zijn eigen inspanningen, soms door puur geluk en meestal op absurde wijze, zijn geweldig. Het boek is episodisch opgebouwd, het bestaat grotendeels uit losse verhalen: Kaalkop Li maakt een succes van de sociale werkplaats; Song Gang krijgt verkering met Lin Hong; Kaalkop Li wordt een lokale en dan een landelijke en dan een internationale afvalmagnaat; heel het mannelijk deel van het stadje Liuzhen loopt in tweedehands Japanse pakken en vermaakt zich met de achternamen die daarin geborduurd zijn; Zhou You verkoopt kunst-maagdenvliezen; en nog veel meer. De verhalen geven steeds een mooi beeld van een stadje in China in een bepaalde tijd, of juist in de overgang van de ene tijd naar de andere. Alle verhalen worden naadloos aaneen geregen met de levens van Kaalkop Li en Song Gang. Al met al is Broers zeer goed geschreven en opgebouwd, en de meeste van de deelverhalen zijn een plezier om te lezen.

Het boek is ook werkelijk meesterlijk vertaald: alle retorische herhalingen die Yu Hua gebruikt en die in het Chinees meestal veel beter werken dan in het Nederlands zijn in de vertaling behouden en op een manier dat ze werken. Jan De Meyer is erin geslaagd heel dicht bij het Chinees te blijven en tegelijk een fantastische Nederlandse tekst af te leveren en dat is geen sinecure. Om de boel goed gaande te houden staat alle uitleg in eindnoten, en hoewel ik daar meestal geen voorstander van ben pakt het in dit geval goed uit.

Dus ja, seksistisch, gewelddadig, en tegelijk: ja, het is niet voor niks dat dit boek zo bekend en populair is.

Besproken: Broers door Yu Hua, vertaald door Jan De Meyer (Breda: De Geus, 2012).

vrijdag 25 september 2020

De liefde van een half leven – Eileen Chang

Foto van Eileen Chang in 1946
Een tijdje terug (meer dan anderhalf jaar geleden, zelfs) schreef ik een recensie over De liefde van een half leven van Eileen Chang, vertaald door Silvia Marijnissen, in de hoop dat mijn stuk kon worden geplaatst in een groot Nederlands dagblad. Ik was er wat te laat mee, het boek was al te lang uit, dus het dagblad heeft mijn stuk nooit geplaatst. 30 september a.s. is de honderdste geboortedag van Chang (30 september 1920 – 8 september 1995) – een goede gelegenheid om de recensie hier alsnog te publiceren.

---

Jongeman ontmoet meisje, jongeman wordt verliefd, meisje blijkt zijn gevoelens te beantwoorden en ze krijgen verkering. Hier en daar zijn natuurlijk wat hobbels, anders was er geen verhaal: Shijun komt uit een middenstandsgezin, Manzhen is armer; haar zus is zelfs prostituee, hoewel ze al vrij snel toch weet te trouwen met een bemiddeld man (die zijn oog vervolgens ook op Manzhen laat vallen); Shijun moet terug naar huis, in het verderaf gelegen Nanjing, als zijn vader ziek wordt en dan overlijdt; en Manzhen en Shijun zijn allebei zo terughoudend dat er soms misverstanden ontstaan tussen hen.

Zo kabbelt het boek een poos lang rustig voort, met steeds een nieuwe verwikkeling die onverwacht genoeg is om het boeiend te houden maar ook klein en herkenbaar genoeg om geloofwaardig te zijn. Chang komt hier naar voren als de Jane Austen van het Shanghai van de jaren ’30, met vrouwen in cheongsam en mannen in lange gewaden die voorzichtig flirtend om elkaar heen draaien. Gevoelens worden duidelijk niet door dramatische gebaren of grote woorden, maar door kleine details: een ijdel meisje ruïneert haar geborduurde schoenen als ze naar buiten rent om de hond tegen te houden, die anders misschien wel de man had gebeten die net bij haar op bezoek was. Verder is terughoudendheid een deugd en verlegenheid iets om aan te moedigen.

Op pagina één wordt al vermeld dat Manzhen en Shijun elkaar uiteindelijk niet zullen krijgen en de lezer leest nieuwsgierig verder om te zien waar hun relatie op zal stuklopen: zou Shijun uiteindelijk zwichten voor zijn familie, die Manzhen te min vindt? Zou Manzhen zwichten voor háár moeder, die vindt dat ze niet eindeloos moeten wachten met trouwen? Zou zij het uitmaken uit misplaatste trots, of hij uit misplaatste eigenwijsheid?

En dan wordt Manzhen opeens verraden door haar eigen familie en overkomt haar iets dat zo wreed en afgrijselijk is dat zelfs Shijun, die in dezelfde tijd en cultuur leeft als zij, zich het niet kan voorstellen. Als hij niets meer van haar hoort, denkt hij dat ze hem niet wil zien omdat ze ruzie hebben gehad. Ook voor de lezer is de gebeurtenis een schok: achteraf zijn er wel aanwijzingen geweest, maar op het moment zelf komt het volkomen onverwacht.

Eileen Chang (1920-1995) is een grote naam in de Chinese literatuur – ook in dat opzicht is ze te vergelijken met Jane Austen. Ze groeide op in Shanghai, een stad waarin Europese en Chinese culturen samenkomen: traditionele Chinese longtang naast de Franse en Duitse concessiewijken waar het Chinese recht niet gold. De eerste versie van De liefde van een half leven schreef ze al op haar negentiende, maar ze had op dat moment al meer meegemaakt dan veel andere mensen in hun hele leven. Changs overgrootvader was een hoog ambtenaar geweest onder de Qing-dynastie (1644-1911), haar vader was opiumverslaafd, haar moeder ging toen Eileen en haar broertje nog klein waren rustig in haar eentje een paar jaar in Europa wonen.

Op haar zeventiende werd Chang een half jaar lang door haar vader opgesloten in huis, omdat ze haar stiefmoeder niet wilde gehoorzamen. Ze werd uiteindelijk bevrijd door een dienstmeisje dat medelijden kreeg – een gebeurtenis die terugkomt in De liefde van een half leven, als Manzhen wordt geholpen door een arme vrouw die haar helemaal niet kent, en daarna langzaam weer weet op te krabbelen.

De jaren ’30 en ’40, waarin het boek speelt, brachten grote veranderingen in China: na de val van het keizerrijk in 1911 was er een republiek opgericht, overal werden nieuwe politieke ideeën besproken, de literatuur werd volledig vernieuwd en ook het dagelijks leven veranderde op allerlei manieren. Shijun, Manzhen en hun vrienden leven zichtbaar in een nieuwe tijd: ze maken uitstapjes met hun vrienden én vriendinnen, ze hebben zelf hun beroep gekozen, Manzhen is een vrouw met een eigen baan. Die vrijheid bestaat pas sinds heel kort – hun moeders krijgen in het boek niet eens een voornaam, zij hebben nooit eigen inkomen, een beroep of een keuze gehad in hun leven.

Maar als Manzhen wordt verraden, wordt in een klap duidelijk dat die nieuwe tijd nog niet helemaal is aangebroken. Het boek loopt opeens heel anders dan verwacht – dit is geen Jane Austen meer. Wat eerst een simpele liefdesgeschiedenis leek, blijkt een verhaal over lotsbestemming en keuzes: kies ik voor wat mijn familie van me verwacht of kies ik voor mezelf? Leg ik me neer bij het noodlot of blijf ik vechten? De personages maken allemaal een andere keuze, maar uiteindelijk wordt geen van hen echt gelukkig. De oorspronkelijke Chinese titel van dit boek laat zich vertalen als ‘voorbestemd om een half leven met elkaar te delen’ – aan het noodlot is soms niet te ontsnappen, sommige dingen zijn niet meer terug te draaien.

Een belangrijk boek, goed geschreven en dito vertaald, van een groot schrijfster. Dit is het eerste boek van Eileen Changs hand dat vertaald is in het Nederlands en het is te hopen dat er nog meer zullen volgen.

Besproken: De liefde van een half leven door Eileen Chang, vertaald door Silvia Marijnissen (Amsterdam: Arbeiderspers, 2018).

donderdag 10 september 2020

Wat te doen met 'shangren'?

Ik ben bezig met de vertaling van de nieuwste roman van Zhang Yueran, werktitel Cocon. Zhang schrijft over de vader van haar hoofdpersoon, die handel gaat drijven. Het is de vroege jaren 1990, de vrije markt is voorzichtig teruggekeerd in China en de hoofdpersoon, Li Jiaqi, is trots en blij:

Klassieke Chinese
shangren, met
abacus
Elke keer als ik [de woorden ‘zwendel’ of ‘zwarthandel’] hoorde, verbeterde ik het bij mezelf: papa was een shangren. In 1990 was shangren nog een ouderwets woord dat chique klonk. Ik had nog nooit een shangren gezien – ik dacht niet dat je de mensen die bij de schoolpoort kleefrijstrolletjes en stickers met stripfiguren verkochten zo kon noemen, dat waren gewoon venters. Ik kende het woord shangren omdat het vaak voorkwam in sprookjes. De hoofdpersoon in de sprookjes was vaak de dochter van een shangren die een leven in weelde leidde, niet veel anders dan een prinses. Ze kwamen altijd in de problemen door hun schoonheid en onschuld, maar aan het eind verscheen er altijd een dappere en knappe jongeman die hen redde uit hun netelige situatie. Het lot was hen altijd onverwoestbaar goed gezind, alsof hun vader god van tevoren vast had omgekocht. Ik was dus dolblij dat ik ook de dochter van een shangren zou worden, het leek alsof ik daarmee een nieuw levenslot kreeg.

Het lastige hier is dat shangren 商人, letterlijk 'handel-persoon', in het Chinees verschillende nuances heeft. Tegenwoordig is de bekendste betekenis 'zakenman' (of 'zakenlui' in meervoud): mensen die strak in het pak in hoge kantoorgebouwen vette deals sluiten en dan het vliegtuig pakken naar hun volgende afspraak. De papa in dit boek is een shangren op veel kleinere schaal: hij reist met tassen vol donsjassen en leren jacks op Rusland om zijn waar te slijten op de perrons waar de Trans-Mongolische trein even stopt. En voor de kleine Li Jiaqi heeft het woord weer een andere lading: zij kent de shangren als een koopman in de sprookjes.

In het Chinees is dat dus allemaal één woord, dat ook nog eens ;ouderwets en chique' is, maar in het Nederlands is goede raad duur want daar hebben wij heel verschillende termen voor.. Een moderne contractensluiter in een kantoorgebouw is geen koopman, een man die met een paar turkentassen in de trein stapt in de hoop wat roebels te verdienen is geen zakenman, en een sprookjesfiguur kan wel een handelaar zijn, maar koopman is toch het eerste wat in je opkomt. 'Ondernemer'? Nee, dat zijn ze ook niet alledrie.

Dus hoe los ik dat op? Na veel wikken en wegen en raadplegen van naslagwerken op zoek naar het juiste synoniem besloot ik dat ik maar een beetje moet smokkelen, om in elk geval de inhoud goed weer te geven:

Moderne shangren, met aktetas

Elke keer als ik [de woorden ‘zwendel’ of ‘zwarthandel’] hoorde, verbeterde ik ze bij mezelf: papa was een koopman, een zakenman. In 1990 waren dat nog woorden die heel chique klonken. Ik had nog nooit iemand gezien die je zo kon noemen – ik dacht niet dat je de mensen die bij de schoolpoort kleefrijstrolletjes en stickers met stripfiguren verkochten ‘zakenman’ of ‘koopman’ waren, dat waren gewoon venters. Ik kende het woord ‘koopman’ omdat het vaak voorkwam in sprookjes. De hoofdpersonen in de sprookjes waren vaak koopmansdochters die leefde in weelde, bijna als een prinses. Ze kwamen in de problemen door hun schoonheid en onschuld, maar aan het eind verscheen er altijd een knappe, dappere jongeman als hun redder in nood. Het lot was hen altijd onverwoestbaar goed gezind, alsof hun vader god van tevoren had omgekocht. Ik was dus dolblij dat ik ook een koopmansdochter zou worden, alsof ik daarmee een nieuw levenslot kreeg.
Hier en daar is shangren dubbel vertaald als 'een koopman, een zakenman', hier en daar is het handig weggelaten, en de sprookjesfiguur wordt zo naadloos een 'koopman'. We geloven Li Jiaqi maar gewoon als ze zegt dat het destijds 'chique' klonk, maar 'ouderwets' red je in het Nederlands niet, dus dat is weggelaten. Perfect is het niet (want we hebben nou eenmaal niet dat ene woord dat al die nuances beslaat), maar het kan er best mee door.

vrijdag 10 juli 2020

Avondeten met zijn zessen – Lu Min

Foto van auteur Lu Min met het boek
Lu Min met "Avondeten met zijn zessen"
Na het overlijden van haar man, een boekhouder, begint Su Qin een relatie met fabrieksarbeider Ding Bogang, die na het overlijden van zijn vrouw ook alleen is achtergebleven. Elke woensdagavond slaapt ze bij hem, elke zaterdag eten zij en haar twee kinderen bij Ding Bogang en diens twee kinderen. De relatie eindigt na een jaar of twee, maar het verhaal niet. Langzaam wordt duidelijk dat de belangrijkste relatie in dit boek niet die tussen Su Qin en Ding Bogang is, maar tussen hun zoon en dochter Ding Chenggong en Xiaolan.

Officieel bestaan in China geen maatschappelijke klassen, maar in deze scherp afgebakende roman laat Lu Min (1973) zien hoe klassenverschillen wel degelijk een rol spelen.

Lees de rest van mijn recensie van Avondeten met zijn zessen op China2025.nl.

vrijdag 22 mei 2020

Braised Pork – An Yu

Foto: Tibetaans dorp in de bergen
Een Tibetaans dorp in de bergen.
In Braised Pork van de in het Engels schrijvende Chinese schrijfster An Yu vindt hoofdpersoon Jia Jia op een dag opeens haar man dood in de badkuip, met naast hem een schets van een vismens: het gezicht van een man, het lichaam van een vis. Wat betekent dit allemaal, en hoe moet zij verder? Ze probeert het leven weer op te pakken: ze zoekt werk, verhuurt het appartement waarin ze met haar man woonde, ontmoet een nieuwe liefde – maar de vismens en zijn betekenis laten haar niet los. Om erachter te komen wat haar man kan hebben bewogen, besluit ze naar Tibet te gaan, naar de plekken waar hij ook kort voor zijn dood langs is gereisd.

Lees de rest van mijn recensie van Braised Pork op China2025.nl.

vrijdag 24 april 2020

Optekeningen van een vogelverschrikker – Sanmao

Sanmao en José.
Sanmao woonde met haar Spaanse man José een aantal jaar in de Westelijke Sahara, destijds een Spaanse kolonie. Zoals te lezen in Berichten werd het land in 1975 onafhankelijk, waarop het meteen werd ingelijfd door Marokko. De meeste Spanjaarden, zo ook Sanmao en José, ontvluchtten het land. Sanmao’s volgende boek Optekeningen van een vogelverschrikker speelt zich daarom grotendeels af op de Canarische Eilanden, waar de twee na hun vlucht neerstreken.

Lees de rest van mijn bespreking van Optekeningen van een vogelverschrikker op China2025.nl.

vrijdag 13 maart 2020

Van dinosauriërs en mieren – Liu Cixin

Liu Cixin, winnaar van de Hugo-award en bekend van zijn ‘harde’ sciencefiction in de Three Body Problem-trilogie, gooit het in Van dinosauriërs en mieren over een heel andere boeg. In het Krijt ontstaat er een symbiotische relatie tussen de nauwkeurige, maar niet creatieve mieren en de creatieve, maar lompe dino’s, die langzaam uitgroeit tot een samenwerking die beide maatschappijen tot grote hoogten opstuwt.

Dinosaurus.
Liu stapt hier en daar over feitjes heen die hem niet goed uitkomen (in werkelijkheid waren niet alle dino’s groot en lomp, vele waren klein), maar weet de groeiende samenwerking overtuigend op te bouwen. Eerst eten de mieren de etensrestjes tussen de tanden van de dino’s vandaan; wanneer het zo uitkomt, vallen ze ook parasieten in het gebit aan; en als ze op verkenningstocht gaan naar de binnenkant van het dinolichaam breidt hun rol zich uit tot het genezen van ziektes. Op een dag bedenkt een schrijver-dinosaurus dat mieren het schrijfwerk kleiner en preciezer kunnen uitvoeren dan dino’s met hun lompe poten en een nieuwe stap is gezet. Uiteindelijk bouwen de mieren de machines en computers die de dino’s uitvinden.

Maar het kan natuurlijk niet goed blijven gaan: in het Stoomtijdperk breekt er een godsdienstoorlog uit. De mieren plaatsen bommetjes op licht ontvlambare locaties en kruipen via de neus van de dino’s hun hersenen in om hen van binnenuit kort te sluiten, terwijl de dino’s met grof geweld de mierensteden onder de voet lopen. Na een hoop vernietiging en ellende in een oorlog die geen van de partijen kan winnen, komen uiteindelijk de theologen tot een compromis.

De samenwerking wordt weer opgepakt en voor we het weten zijn we duizend jaar verder. Er zijn ruimtereizen, computers en alle andere moderne gemakken. De dino’s hebben zich gesplitst in twee landen (Gondwana en Laurazië) en runnen hun maatschappij op olie en kolen. De mieren zijn nog altijd verenigd en gebruiken zonne- en windenergie.

Dat moet vroeg of laat gaan botsen en dat doet het ook niet: de mieren zien de vernietiging van het milieu en leggen de dino’s een ultimatum op om hun uitstoot en vervuiling drastisch in te perken. De dino’s gaan uiteraard niet akkoord en weer breekt een oorlog uit. Deze keer winnen de mieren met overmacht: ze zijn zo klein dat ze simpelweg niet buiten te houden zijn. (Hier is een beschrijving van een prachtige mieren-bankroof ingevoegd: de onmogelijke roof van een groot bedrag aan mierengeld uit een perfect tegen mieren beveiligde kluis.)

Samenwerkende mieren.
Maar met de overwinning van de mieren is het verhaal nog niet afgelopen: er blijkt nog een Dr Strangelove-scenario te liggen, waarbij de beide dinorijken zich met elk een eigen stukje antimaterie gewonnen uit een meteoriet hebben verzekerd van mutually assured destruction. Dat ontdekken de mieren pas nadat ze de leiders van beide landen op effectieve wijze hebben uitgeschakeld, dus beide wapens gaan af en de aarde wordt vernietigd.

De laatste dinosauriërs zijn daarmee ook van de kaart geveegd, de mieren gaan ondergronds en beginnen al binnen een paar generaties hun speciale kennis en vaardigheden te vergeten. Het is duidelijk dat ze binnen niet al te lange tijd zullen evolueren naar de mieren die we kennen van het terras.

Het idee is enorm origineel: intelligente dinosauriërs die gaan samenwerken met intelligente mieren. Het is geweldig leuk om dan mee te denken over hoe zo’n samenwerking tussen zeer groot en zeer klein eruitziet, welke aanpassingen de beide partijen maken om met elkaar te communiceren en samen te leven en wie er zou moeten winnen als ze elkaar naar het leven staan. Allemaal prachtig uitgewerkt. De uitvindingen en de oorlogvoering van de mieren doet af en toe denken aan Michael Crichton (niet Jurassic Park maar Prey).

Tegelijk heeft Liu duidelijk iets te zeggen over de relatie tussen grootmachten in onze eigen tijd: de VS tegen de USSR in de Koude Oorlog, of misschien toch China tegen het westen tegenwoordig; en de ingewikkelder strijd over energieverbruik, economische groei, milieuvervuiling en klimaatverandering. Saillant is dat een van de voorwaarden die de mieren in hun ultimatum aan de dinosauriërs stellen strenge en verregaande geboortebeperking is: duidelijk geïnspireerd op het éénkindbeleid van China.

Een boeiende novelle. De Engelse vertaling wordt in mei verwacht, het zou mooi zijn als er ook een Nederlandse uitgever interesse zou hebben.

Besproken: Van dinosauriërs en mieren《白垩纪往事》 door Liu Cixin 刘慈欣, verschillende edities.