Omslag van Mijn moeder, vertaald door Koos Kuipers (De Geus, 1998). |
Zhang Jie werd geboren in 1937. Al na een paar maanden liet haar vader haar en haar moeder in de steek, zodat ze werd opgevoed door haar moeder in een tijd dat alleenstaande moeders in China nog minder geaccepteerd waren dan nu. Dit heeft ervoor gezorgd dat Zhang een zeer sterke band met haar moeder had. Mijn moeder is een gedetailleerde beschrijving van moeders laatste maanden en haar uiteindelijke dood.
De moeder in het boek is tachtig, ze heeft hersenkanker gekregen en het is niet verrassend dat ze uiteindelijk sterft. Maar Zhang Jie pijnigt zich met de gedachte dat ze in die laatste maanden alles anders had moeten doen: elke beslissing brengt achteraf een ‘had ik nou maar’. Had ik nou maar A in plaats van B, dan had ze nog geleefd. Had ik nou maar niet alleen C maar ook nog D en E, dan was ze langer bij ons gebleven. Mijn moeder heeft alles voor me gedaan, is de verzuchting steeds weer, hoe kan ik haar ooit terugbetalen? Ik schiet op alle fronten tekort!
Het helpt niet dat moeder en dochter elkaar bovendien voortdurend leugentjes om bestwil vertellen om elkaar pijn te besparen of te troosten. En aangezien ze allebei weten dat de ander dit doet, moeten ze alle informatie die ze van elkaar krijgen in twijfel trekken. Steeds als Zhang Jie hoopt dat ze het juiste heeft gedaan, kan dat toch weer op losse schroeven komen te staan als ze gaat twijfelen of haar moeder wel de waarheid sprak en niet probeerde haar te sparen, en had ik nou maar beter opgelet in plaats van mijn moeder te geloven, had ik nou maar…
Het is pijnlijk om te lezen, elke pagina weer is er Zhang Jie’s schuldgevoel. Terwijl ze ongekend veel over heeft voor haar moeder. Ze gaat door roeien en ruiten, loopt alle mogelijke ziekenhuizen en dokters af om de beste zorg te krijgen, ze zoekt achterdeuren, kruipt voor op de wachtlijst… alles voor moeder. Regelmatig voelt ze zich schuldig dat ze ook vaak aan het werk is en tijd doorbrengt met haar man of haar eigen dochter – je krijgt de indruk dat ze het gevoel heeft dat ze alle uren in haar dag, zo niet meer, aan haar moeder zou horen te besteden. Een nobele gedachte, maar als iedereen er zo over zou denken, zou de maatschappij, zelfs de Chinese, krakend tot stilstand komen. Xiaoshun, het idee dat je alles over moet hebben voor je ouders, die je immers het leven hebben geschonken, is een belangrijk Chinees concept. Tegelijk is er niks specifieks Chinees aan om de lat te hoog te leggen en dan jezelf verwijten dat je niet aan je eigen eisen voldoet – dat kunnen we hier ook prima.
Het boek biedt een goed inkijkje in bepaalde aspecten van de Chinese manier van denken. Zoals gezegd ziet Zhang Jie er in dit boek geen been in om haar relaties en contacten aan te wenden om voordeeltjes te halen voor haar moeder of moeder hoger op een wachtlijst te krijgen. Haar gevoelens zijn heel begrijpelijk – uiteraard is niets belangrijker dan je eigen moeder – maar het is interessant om te zien dat ze eigenlijk nergens in overweging neemt dat andere mensen ook moeders hebben. Als ze een keer niet langer aandringt op een bepaald punt, neemt ze zichzelf achteraf kwalijk dat ze te veel aan andere mensen heeft gedacht en te weinig aan haar moeder.
Een zwaar boek, al met al, maar zeer de moeite waard.
Besproken: Mijn moeder: De laatste dagen met mijn moeder door Zhang Jie, vertaald door Koos Kuipers (Breda: De Geus, 1998).